1. Wintersport woordenboek

Als je je gaat verdiepen in de wintersport wereld dan vliegen de lastige termen je om de oren. Maar wat betekenen al die hippe woorden nou eigenlijk? Met ons woordenboek maken wij je wegwijs in de meest gebruikte snowboard en ski termen.

1.1 Algemene termen
Freeride – Snowboardstijl: op of off-piste, hoge snelheden, scherpe bochten
Freestyle – Snowboardstijl: voornamelijk stunts, tricks en sprongen en funpark
Regular – Boarden met je linkervoet voor (meest voorkomend)
Goofy – Boarden met je rechtervoet voor
Stance – De stand van je voeten op het snowboard
Forwardstance – Als beide voeten op je board naar de voorkant wijzen
Duckstance – Als beide voeten op je board naar buiten wijzen, zoals een eend staat
Fakie (of switch) – Achteruit boarden
Carven – Scherpe bochten maken, als het ware in de sneeuw snijden
Toe drag – Je tenen happen in de sneeuw omdat ze te ver buiten je bord uitsteken

1.2 Snowboard
Base of belag –
 De onderkant van je snowboard, dus de kant waarmee je over de sneeuw glijdt
Sintered belag – Geperst, neemt wax goed op, moeilijk te repareren (duurder belag)
Extruded belag – Gesmolten, neemt minder goed wax op, makkelijk te repareren (goedkoper belag)
Edge – De scherpe metalen randen rondrom je snowboard
True twin / twin tip – Snowboard met symmetrische vorm, geschikt om beide kanten op te boarden
Directional – Snowboard met asymmetrische vorm, geschikt om één kant mee op te boarden
Camber – Beschrijft de spanning van je board, de bekendste zijn ‘camber’ en ‘rocker’
Flex – De flexibiliteit (of juist stijfheid) van een snowboard
Waist – Het smalste punt van je board, meestal in het midden

1.3 Stunts, tricks en sprongen
Air – Alle trucs die je in de lucht uitvoert
Grab – Het vastgrijpen van je board tijdens het uitvoeren van een sprong of flip
Flip – Salto, onder te verdelen in backflip, frontflip en rodeoflip
Butteren – Draaien met je snowboard terwijl je belanceert op de neus of staart
Cliff drop – Van een rots springen
Halfpipe – Letterlijk een halve pijp om trucs en sprongen in te doen
Vert – Het verticale deel van een halfpipe
Transition – De kromming van een halfpipe
Ollie – Springen met de achterkant van je board
Nollie – Springen met de voorkant van je board